Lobs, smashes en slimme dubbeldrills: van paniekballen naar wapen
- Tennis the World
- 5 dagen geleden
- 4 minuten om te lezen
Voor veel tennissers zijn lobs en smashes twee slagen die vooral stress opleveren. De lob voelt vaak als een laatste redmiddel dat je maar hoopt binnen te slaan, en de smash als een moment waarop je jezelf enorm onder druk zet omdat iedereen verwacht dat je hem ‘even afmaakt’. Maar in werkelijkheid zijn het twee slagen waarmee je enorme controle kunt krijgen in een rally, als je ze op het juiste moment inzet en begrijpt waarom ze werken. In dit artikel lees je hoe je van die stressmomenten juist je grootste wapens maakt.
De lob als bewuste keuze, niet als laatste redmiddel
Een lob wordt pas écht goed als hij onverwacht komt. Als je hem speelt op een moment dat jouw tegenstanders daar niet op rekenen. Bijvoorbeeld wanneer ze heel gretig naar voren stappen en op alles willen volleren. Of wanneer ze zo ver naar voren zijn gekropen dat er achter hen een zee van ruimte ligt. Het gaat mis als je de lob alleen maar gebruikt als noodgreep. Als je volledig in de problemen bent, geen balans meer hebt en uit pure wanhoop de bal omhoog slaat. Dan is de kans groot dat je de bal niet goed raakt, te kort speelt of veel te lang.
Zie de lob daarom als een bewuste keuze. Vraag jezelf in de rally af: staan ze zó dicht op het net dat één goede lob hen echt pijn doet? Heb ik genoeg tijd aan de bal om de lob technisch goed uit te voeren? Als het antwoord ja is, is het een prima moment om hem in te zetten.
Op die manier wordt de lob minder een “laatste hoop” en meer een slimme variatie in je spel.
Smashen: vol durven gaan
De smash heeft een slecht imago bij veel clubspelers. Of tenminste... Veel spelers zijn er "bang" voor. Hij wordt vaak geassocieerd met “ojee, nu kan ik het alleen nog maar verpesten”. Daardoor slaan veel spelers hun smash alsof het een volley is: klein, ingehouden, voorzichtig. Juist dan begint de ellende.
Een goede smash draait om drie dingen: op tijd naar achteren gaan, je racket vroeg hoog hebben en durven uithalen. Dat begint met je eerste reactie zodra je een lob ziet. In plaats van achteruit te schuifelen, draai je je lichaam en ga je echt rennen. Je wilt onder de bal komen, niet er half achteraan hobbelen.
Terwijl je dat doet, gaat je racket omhoog, alsof je gaat serveren. Dat geeft je tijd. Je hoeft in die laatste meters niet óók nog je racketpositie te vinden. Daarna is het een kwestie van kijken, timen en de slag afmaken. Niet ineens inhouden omdat je bang bent om uit te slaan, maar een overtuigende, vloeiende beweging.
Je hoeft hem niet altijd vol door het midden van de baan te rammen. Soms is een stevige smash in de hoek of op het lichaam van de tegenstander effectiever. Maar de slag zelf mag wel met vertrouwen.
Een speelse oefening: lob versus smash
Een leuke manier om dit te trainen is door er een spel van te maken. Laat één speler achterin beginnen en één speler aan het net. De speler achterin mag afwisselen tussen een gewone, diepe bal en een lob. De netspeler moet elke smash pakken die binnen bereik is en anders de bal laten stuiteren en daarna ophalen.
Tel de punten. Een goede, winnende lob levert een punt op. Een overtuigende smash ook. Door het spel element toe te voegen, leer je als achterspeler beter nadenken wanneer een lob zinvol is en als netspeler om rustig te blijven in de voorbereiding van je smash.
Je kunt dit makkelijk met z’n tweeën doen, maar ook met vier spelers in een dubbelopstelling. Dan wordt het meteen wedstrijdrealistischer.
Dubbeldrills met netspel en lobs
Je kunt dit verder uitbreiden door er dubbelpatronen in te verwerken. Laat bijvoorbeeld één kant van het veld serveren en verplicht de serveerder naar voren te gaan. De partner van de serveerder staat aan het net en mag vanaf de eerste bal overal tussen komen.
De returnerende partij mag variëren: soms laag en hard, soms met een lop, soms een hogere bal die uitnodigt tot een smash. Op die manier ontstaan automatisch situaties waarin lobs, smashes en volleys door elkaar lopen. Dat is precies wat je in wedstrijden ook meemaakt.
Het mooie is dat je dan niet alleen de techniek traint, maar ook je keuzes. Wanneer is een lob slim? Wanneer is het beter om laag te blijven spelen? Wanneer ga je als netspeler vol naar voren, en wanneer moet je juist even wijken omdat je een lob verwacht?
Alles laten samenwerken in jouw spel
Lobs en smashes staan niet op zichzelf. Hoe beter je voetenwerk is, hoe makkelijker je onder de bal komt. Hoe beter je netpositie, hoe groter de druk wordt waardoor lobs vanzelf uitgelokt worden. En hoe rustiger je in je hoofd bent, hoe makkelijker je het aandurft om die slag vol te slaan.
In het PROgressie PROgramma werken we niet aan één trucje, maar aan het totaalplaatje van jouw tennis. Je krijgt heldere uitleg, concrete oefeningen en een duidelijke structuur, zodat je niet meer hoeft te raden wat je nu weer moet trainen.
Wil je ervaren hoe dat is, zonder ergens meteen in vast te zitten?Dan kun je het PROgressie PROgramma 14 dagen gratis uitproberen. Zo kun je zelf voelen wat het doet met je dubbelspel, je netspel en je vertrouwen op de baan.




Opmerkingen